Wendy en haar wereldreis
De eerste 30 jaar heb ik op een eiland gewoond.
Dan ben ik de wijde wereld ingetrokken.
Mijn verhaal van mijn reis!
Mijn wereld, dat was een wereld tussen vier mure
Mijn ouders waren precies de portiers van mijn wereld.
Zij beslisten wat er binnen en buiten ging.
Zij beslisten wat er kon en niet kon.
De buitenwereld wist van niet beter.
De mensen dachten : ”Ze zit daar veilig. Ze heeft het goed.”
Mijn ouders vroegen zich af: “Waarom moet je naar ergens gaan waar je niets kan en kent, terwijl je hier alles hebt?”.
Ik voelde me precies op een klein eiland.
Dat was eigenlijk mijn eerste wereld.
Dertig jaar op een eiland of tussen vier muren wonen.
Mijn relatie van vroeger met mijn ouders: ik werd altijd gedrukt op het feit dat ik niets kon.
“Hoe moet dat nu verder met jou?” vroegen ze zich af.
Dat was de bezorgdheid van hun kant.
“Als je nu eens dit, of als je nu eens dat…” zeiden ze.
Als, als, als, als mijn tante wielekes gehad, het was een autobus.
Als, als, als, daar kon ik niet mee leven.
Mijn ouders gingen daar best ver in.
Dan heb ik gezegd: hier thuis voel ik me echt een kleuren-tv.
Bij een kleuren-tv neem je de afstandsbediening en verzet je het van post.
Zij beveelden mij iets en wilden dat ik dat zo deed.
Zij deden met me wat ze wilden.
Het keermoment, een goeie start….
Het begin van mijn wereldreis was heel moeilijk.
Ik hield mijn been stijf en ging ervoor.
Mijn ouders hebben wel veel gedaan, maar nu wilde ik er alleen voor gaan.
Gewoon het besef dat zij de touwtjes in handen hadden was ik in mezelf en mijn schelp gekropen.
Ik heb mijn levenslust gedraaid.
Ik lachte niet meer en niets kon mij nog schelen.
Ik heb dan mijn valies gepakt en ben vertrokken.
Maar ’s avonds zijn ze mij komen halen.
Dan hebben we eens goed gebabbeld.
Dat was een goeie fundering, een goeie start.
Vanaf dat moment duurde het nog 18 maanden vooraleer dat ik vertrokken ben.
Ik moet zeggen, die 18 maanden zaten mijn ouders constant te zagen.
‘Ga je dat nu doen, je hebt het hier toch goed!’
Dat zal ik zelf wel uitmaken, dacht ik dan.
Een reis moet je zien in trapvorm.
Als je iets wil, moet je een trap hoger.
Ze zijn het niet met je eens, ze houden je tegen.
Je wordt direct met twee treden naar beneden gegooid.
Maar je moet doorzetten.
Doorzetten tot je die trap hoger hebt bereikt.
De reis!
Die reis, dat was risico’s pakken.
Niet het risico dat mijn ouders me gingen laten vallen, maar dat ze kwetsende dingen gingen vertellen.
Als ik thuis aan tafel zat en ik vroeg een boterham, dan zei mijn pa: “Waarom moeten we je dat geven?
Je wil toch alleen gaan wonen, dan ga je dat zelf moeten kunnen.”.
Dat komt hard aan!
Ik heb hen ook pijn gedaan.
Bijvoorbeeld toen ik een trainingshuis ging bekijken.
Ze zeggen dat ze het daar heel moeilijk mee hadden.
Dat was ook een pijnlijk moment.
Maar het was mijn broer die me hielp de deur van mijn vier muren te openen.
Het was hij die me van mijn eiland hielp.
Onze samenwerking was eigenlijk hetzelfde als een schip bouwen om mijn eiland te verlaten.
Mijn eerste grote stap was het trainingshuis.
Maar dat was nog niet mijn eindpunt.
Ik heb daar een tijdje gewoond.
Ik leerde daar ook veel over mezelf.
Ik ben altijd vriendelijk, maar noodgedwongen.
Ik ben nederig.
Ik besef dat als ik blaf, dan hebben ze me niet meer zo graag.
Dan wordt het moeilijk.
Op de dag dat ze niet meer helpen, ben ik wel de pineut.
Ik besef dat heel erg goed.
Het vervolg van mijn reis…
Binnenkort ga ik weg uit het trainingshuis.
Ik zet mijn reis verder.
Deze keer samen met Vincent, mijn vriend.
In feite loopt je reis zolang je leeft.
Die reis is als een baan van punt A naar punt B.
Je kunt niet altijd recht naar je doel, punt B.
Nee, er zijn altijd drempels, douanes.
Als er een omleiding is, moet je die zoeken.
Je moet proberen om toch weer op diezelfde baan te raken.
Ze proberen altijd te spreken in je plaats.
Ik moet blijven oppassen.
Als dat hier niet proper ligt, zeggen de mensen van immobiliënkantoor: ‘Zie je wel , ze kunnen dat hier niet proper houden’.
Ook moet je blijven oppassen wat je zegt.
Ze willen u precies pakken.
Een drempel kan van alles zijn, tot de kleinste zaken.
Ik hoorde dat een vriend ook probeerde alleen te gaan wonen.
Het is hem niet gelukt.
Dan dacht ik bij mezelf: ‘Als hij dat niet kan, dan zal ik dat ook niet kunnen.’
Maar je moet daarover.
Je moet die drempel voorbij.
Als ik mijn reis bekijk tussen begin en eind, heb ik veel douanes of drempels gehad.
Als ik rond die obstakels ga, is het een teken dat ik dat plan goed bekeken heb en dat het echt te doen is.
De mensen zeiden: ‘Wat wil jij nu eigenlijk doen?
Alleen wonen dat is toch niets voor jou?’.
Als het te doen is, dan zie je dat ze op het einde van de reis toch dat ze allemaal fier zijn dat je dat gedaan hebt.
Iedereen moet zijn eigen rekening maken…
Ik vertel niet aan andere mensen ‘wat ze moeten doen’.
Je moet dat alleen doen.
Om zo een reis te maken, daar moet kracht voor hebben.
Ik ken mensen die opkijken naar mij.
Dan vragen ze: ‘Maakt een keer mijn zoon warm zodat hij alleen gaat wonen!’
Maar als hij dat echt niet zelf wilt, gaat dat niet.
Dat is precies zo zoals een winkel met kleren.
Dat mogen nu nog de mooiste kleren zijn.
Als ik die niet graag zie, dan moet ik dat ook niet hebben.