Patricia 1

Patricia is een bezige bij…

Ik ben Patricia.
ik vertel jullie kort wie ik ben

Patricia 2

Ik ben Patricia. Ik ben 29 jaar.
Ik heb 2 zussen en 1 broer.
Mijn broer woont dicht bij mij, net als Patrick en Marleen.
Ik woon ook dicht bij mijn ouders.
Ik kan er gemakkelijk naar toe gaan.
Als ik iets nodig heb of om een bezoekje te brengen.
Soms ga ik in het weekend naar hen.
Als ze vragen om mee ergens naar toe te gaan, ga ik mee.
Bijvoorbeeld naar ’t Shoppingscenter.
Soms zitten wij samen gezellig een babbeltje te doen.
Of we eten samen.

Ik ben iemand die graag weg gaat.
Ik kom bij Patrick en Marleen op bezoek.
Soms gaan wij samen eens weg, naar ’t stad bijvoorbeeld.
Als ze vragen om mee te gaan, ga ik mee.
Soms blijf ik slapen bij hen als ik naar ONT ga.

Ik luister heel graag naar muziek.
Ik hoor van alles graag, als er ritme en wat ambiance in zit.
Ik ben verzot op knuffelbeestjes.
Ik ben graag met van alles bezig.

Ik schrijf soms brieven naar mensen.
Soms is dat een brief naar mijn begeleidster.
Mijn vorige begeleidster, Karin, vond dat ik iets goed kan opschrijven.
Als ik het niet kon zeggen, schreef ik het op.

Ik heb veel massagespulletjes en een stressbal.
Soms zit ik boven op mijn zoldertje.
Er liggen kussens en een paar knuffelbeestjes.
Er hangt zo’n bal met sterretjes.
Die geven licht in het donker.
Marleen zegt dat ik een floddermie ben.
Vroeger was ik dat niet.
Ik heb dat geleerd.

Ik heb veel babyboeken.
Ik ben geïnteresseerd in kindjes.
Als ik boeken ‘van in de buik’ vind, koop ik die.
Ik vind zo’n foto’s heel speciaal.
Ik ben ook geïnteresseerd in opvoeding.
Als mensen mij iets vragen over opvoeding, dan heb ik die boeken.
Dan kan ik dat uitlenen.
In bevallingen ben ik ook geïnteresseerd.
Ik heb op televisie al die afleveringen gezien.
Maar in ’t echt zou ik daar niet tegen kunnen.
Babysitten heb ik nog niet gedaan.
Maar misschien zou ik dat wel kunnen.
Als de ouders mij op papier zetten hoe dat moet.
Ouders doen dat toch, een briefje schrijven voor de babysit.
Mijn jongere zus komt soms naar mij.
Dan moet ik even babysitten tot mama terug is.
Ik zie mijn zus elke donderdag.
Ik ga daar frieten eten.
Dan zitten wij allemaal samen aan tafel.
Dan praten wij over wat we gedaan hebben.
Dat is gezellig.
Ik vind dat beter dan als ge alleen zit aan een tafel.
Als er mensen in problemen zitten, wil ik die helpen.
’t Hangt er van af welke problemen het zijn.
Als ik het niet kan oplossen, dan zeg ik dat ze ook naar iemand anders kunnen gaan.

Patricia 3

Mijn hobbies
Ik doe BBB in Boom (in de Cofit).
Dat is turnen op muziek, voor ‘Billen, Borst en Buik’.
Ik doe ook danslabo in Boom (van De Ekker).
Dat is ook dansen op muziek: rappe muziek, trage muziek, soms volksdansmuziek.
Ik zit ook in de vereniging, KVG.

Ik heb nog veel dromen.
Als ik iemand zie dansen op televisie, dan wil ik dat nadoen.
Ik droom ervan om in ’t sportpaleis eens te gaan dansen op ’t podium. Voor veel volk.
In het sportpaleis of voor een heel stadion vol.
In mijn bed denk ik daar veel aan.

Zo’n omroepster op televisie.
Die kondigen aan wat er gaat komen.
Dat zou ik ook graag eens doen.
Nog één van mijn dromen is met dolfijnen zwemmen.
Ik vind dat lieve beestjes.
Dat bijt niet hé, of wel?
Soms geven ze optredens.
Ik zou dat willen meedoen.
Zo bijvoorbeeld een visje geven.
Dat ga ik voor mijn verjaardag vragen (wrijft in haar handen).
Dat is toch een schoon kado!

Onze Nieuwe Toekomst
Ik ben in ONT gekomen dankzij Patrick en Marleen.
Ik ben hun vriendin.
Ik vind ONT echt heel plezant.
Ik kan goed opschieten met de mensen.
Ik vind hen lieve en plezante mensen.
Ik kan er goed mee praten.
Ik vind het goed als wij zo samen zitten.
Dan kunt ge uw gedachten zeggen.
Ik ga altijd blijven komen.

Patricia 4

Ik ben fier op mezelf.
Ik ben alleen met de trein naar Gent gekomen.
Ik ben echt blij dat ik het kon.
Ik wilde eens alleen komen.
Ik wou dat leren.
Stel dat Patrick en Marleen eens niet kunnen komen, moet ik het ook alleen kunnen.
Het is de allereerste keer in mijn leven dat ik de trein alleen pak.

Ik woon in …
Ik woon met twee mensen in één huis.
We hebben een aparte slaapkamer en een aparte living.
Vóór beschermd wonen, woonde ik thuis.
Mijn broer, mijn zus en ik woonden nog allemaal thuis.
Eerst is mijn zus verhuisd, dan ik, dan mijn broer.
En toen ik nog thuis woonde, is mijn jongste zus geboren.

Op maandag heb ik begeleiding van Raya.
Op vrijdag van Inge.
Raya doet met mij het huishouden, het geld en een babbeltje.
We kijken of alles in orde is.
Ik ben tevreden met de begeleiding.
Ik heb daar eigenlijk nooit ruzie mee gehad.
Soms wel eens woorden.
Maar dat komt bij iedereen voor.
Dan lossen we dat op.
Ik woon graag in beschermd wonen.
Er is maar één ding dat ik soms vervelend vind.
De begeleiding verandert dikwijls.
Soms komen ze niet meer terug na het zwangerschapsverlof bijvoorbeeld.
Nu is de begeleiding nog niet veranderd.
Het kan nog gebeuren.

Zaterdag 5 november heb ik vissen gekocht.
Ik vind het plezant met vissen in huis.
Ik ga ze goed verzorgen.
Ze krijgen één keer per week eten.
Nu is er zo wat leven in huis.
Als ik in mijn living kom, zie ik de visjes.
Die komen echt zo tegen de rand van de bokaal.
Die horen of die voelen dat, als ge tegen hen babbelt.

Ik doe nu ook zelf mijn was en mijn strijk.
Soms doe ik het niet.
Maar ik heb zeker genoeg kleren liggen voor ‘t weekend.
Maar nu heb ik mijn begeleidster verrast.
Ik heb gekuist.

Ik heb Patrick en Marleen hier leren kennen, bij de Ekker.
Zij woonden hier eerst.
Ik heb hen leren kennen tijdens de activiteiten van de Ekker.
Soms doen we dingen met alle mensen die hier wonen.
Mijn verjaardag heb ik bij mij thuis gevierd in de gemeenschappelijke living.
Met Patrick, Marleen en de mensen die daar wonen.
Met muziek en taart.
Ik heb ook de begeleiding uitgenodigd.

Ik ga alleen naar de winkel, bij de Aldi.
Sommige dingen zijn duur geworden.
Soms twijfel ik nog wat met geld.
Ik maak geen boodschappenlijstje.
Ik zie wat er is.
Dan koop ik voor heel de week.

Ilse is mijn bewindvoerdster.
Zij regelt mijn geld.
Als ik geld nodig heb, ga ik naar haar en vraag ik zoveel.
Dan kan ik heel de week verder.
Ik heb mogen kiezen tussen een advocaat en Ilse als bewindvoerdster. Ik heb voor Ilse gekozen.
Dat is al lang geleden.
Ik vertrouw die goed.
Ik ken die toch al heel lang.
De begeleidster zegt dat ze me gaat leren om alleen naar de bank te gaan.
Maar ik doe dat niet graag alleen.
Want ik kan dat wel lezen.
Maar sommige dingen begrijp ik niet.

Ik werk in…
Ik ga elke week werken.
Ik begin om 8 uur te werken, tot half 5.
Ik werk in Boom, in de IMSIR.
Ik doe daar afwisselend werk in de fietsafdeling.
Soms werk ik ook op verplaatsing.
Ik ga waar ze me nodig hebben.
Bijvoorbeeld bij de kuisploeg van C&A.
Daar kuis ik soms toiletten of de refter.

Ik moet niet dikwijls stempelen.
Als ’t werk gedaan moet zijn, dan is dat zo.
In het begin vond ik dat lastig.
Ge moet u wat haasten.
Maar dat is niet alle dagen zo.

Ik ben wel moe als ik ’s morgen op sta om te gaan werken.
Eens ik bezig ben, gaat het vooruit.
Dan denk ik: ‘nog zoveel uurtjes’.
Maar ik kijk dan niet op mijn uurwerk.
Want dan gaat het nog slechter.
We hebben 10 minuten pauze om 10 uur en om half 3.
We eten van 12 uur tot half 1.
Ik vind dat te kort.

Ik eet warm op ’t werk.
Ik haal 5 bonnekes.
Dat kost 15€ voor heel de week.

Vroeger heb ik in een andere werkplaats gewerkt in de Luchtbal.
Ik mocht daar beginnen.
Maar dat was te ver.
Dat zag ik niet zitten.

Soms heb ik ook dromen, dat ik bepaalde dingen wil.
Vroeger wou ik gewoon werken, op een gewoon werk.
Dat ik nu in die werkplaats werk, speelt voor mij geen rol.
Ik vind het geen probleem dat ik daar werk.
Vroeger op school, zeiden ze dat ik in de Imsir mocht gaan werken.
Toen wou ik dat niet.
Ik weet eigenlijk niet waarom.
Later wou ik daar wel werken.
Dan heb je tenminste werk.
Moest ik niet in een werkplaats werken, dan zou ik me vervelen.
In de werkplaats ben je van ’s morgens tot ’s avonds.

Mijn broer werkt deeltijds.
Dat zou ik niet genoeg vinden.
Hij werkt in de Delhaize.
Op straat of in de bus zijn er soms mensen of kinderen die onnozel doen tegen ons, omdat wij van die werkplaats zijn. (sommige mensen doen onnozel tegen ons…)
Maar dan laat ik me niet doen.
Of dan hoor ik het niet.
Dan gaat dat vanzelf over.
In de Chiro was dat gewoon, omdat er nog soms mensen van de Ekker naar toe gaan